Home | Nieuws | 12 portretten | Cursussen | Astro Extra (weblog) | Artikelen | Bronnen & info | Downloads | Sitemap
Terwijl al eeuwen bekend is dat de aarde om de Zon draait, werken astrologen met een wereldbeeld waarin de Zon om de aarde draait.
Al ver voor Copernicus stelde Aristarchos van Samos (310-230 vC) dat de Aarde om haar as draait èn een baan om de zon beschrijft. Dit idee vond geen algemene ingang: het volmaakte en bezielde universum van Plato werd veel aantrekkelijker geacht. Claudius Ptolemaios baseert zijn werk op Plato. Dit en zijn andere boeken vormen de basis voor het denken in middeleeuwen en renaissance.
De astrologie werkt niet alleen geocentrisch, maar zelfs egocentrisch, zie figuur 6 hiernaast. De aarde staat centraal bij observaties van astrologen, en vervolgens wordt ingezoomd op het subject van de horoscoop, een mens of een gebeurtenis. Het is niet relevant welk hemellichaam in werkelijkheid al dan niet om welk ander hemellichaam draait, het gaat om het subject van de horoscoop. In de tekening van figuur 6 heb ik een baby op de horizon gelegd om dit nog wat concreter uit te beelden.
De Westerse astrologie houdt geen rekening met precessie. De aarde draait om haar as, en er wordt van buitenaf een enorme druk op deze bewegende planeet uitgeoefend.
Daardoor gaat de aardas tollen en beschrijft hij een cirkel achterwaarts door de tekens van de dierenriem heen (zie cirkelvormige pijl bij de aardas in figuur 7). Het duurt bijna 26.000 jaar voor de aardas een hele ronde heeft voltooid. De tropische zodiak, die in het Westen het meest wordt gebruikt, verschilt momenteel 23° met de werkelijke zodiak. In het jaar 2800 vC was Thuban in het sterrenbeeld van de Draak (Draco) de Poolster, nu is het Polaris, het puntje van de staart van de Kleine Beer (Ursa Minor). De volgende kandidaat (ca 4000 nC) is Gamma Cephei, de ster op de rechterpunt van Cepheus. Op het kaartje van figuur 8 kun je zien dat deze drie sterren een aardig eind bij elkaar vandaan liggen (ik heb er rode cirkels omheen gezet).
Dit klinkt als een serieus bezwaar, ware het niet dat het verschijnsel precessie al is beschreven door Hipparchos van Nicaea in de 2e eeuw voor Chr. Ook vermoedde Hipparchos dat de zogeheten vaste sterren wel degelijk bewegen, al is het langzaam: ongeveer 1 booggraad per 72 jaar. Hij stelde een sterrencatalogus samen en hoopte dat men in de toekomst iets zou hebben aan zijn berekeningen. Inmiddels weten we dat hij gelijk had en dat zijn berekeningen verrassend nauwkeurig zijn. Het werk van Hipparchos kennen we via Ptolemaios, die onder veel meer de Tetrabiblos (over astrologie) en de Almagest (over wat wij astronomie noemen) heeft geschreven en in zijn werk Hipparchos vaak noemt en uitgebreid citeert.
Hedendaagse astrologen die hun vak kennen, zijn dus ook op de hoogte van het verschijnsel precessie. Maar het vormt geen probleem, want wat zij ook weten, is dat Ptolemaios vanwege dit verschijnsel een dierenriem definieerde die rekening hield met de jaargetijden en niet met de posities van de sterrenbeelden van de dierenriem, die bovendien zeer verschillen in grootte: Maagd is bijvoorbeeld 45° lang en Kreeft maar 20°.
Ptolemaios koos daarom uit praktische motieven zou je kunnen zeggen, voor de tropische dierenriem (zie Tetrabiblos boek I, par. 22). Het lentepunt stelde hij op 0° Ram, de zomerzonnewende op 0° Kreeft, het herfstpunt op 0° Weegschaal en de winterzonnewende op 0° Steenbok. Die vier delen van 90° verdeelde hij elk weer onder in drie delen van 30°. Die 12 delen van 30° kregen de namen van de sterrenbeelden, maar ze waren er niet aan gelijk.
Ptolemaios koppelde de sterrenbeelden van de dierenriem dus los van de tekens. Het was natuurlijk wel vragen om misverstanden om twee fenomenen die niets met elkaar te maken hebben, dezelfde naam te geven. Ram uit de tropische zodiak is niet het sterrenbeeld Ram, maar het teken Ram, de 30° vanaf het lentepunt die door Ptolemaios met deze naam is aangeduid.
Kortom, wanneer je de tropische zodiak gebruikt, baseer je je op een meetkundige constructie. Het maakt helemaal niet uit dat wat Westerse astrologen 20° Schorpioen noemen, in feite 27° Weegschaal is. Het stukje hemel dat 30-60° van de herfst-equinox is verwijderd, heet in het tropische systeem gewoon Schorpioen, en dat blijft zo tot in alle eeuwigheid.
De siderische zodiak, die in de Indiase (vedische) astrologie wordt gebruikt, baseert zich op de vaste sterren die samen de dierenriemtekens vormen, maar de tekens zijn wel op 30° elk gesteld, dus ook de siderische zodiak geeft niet de werkelijke situatie weer. De problemen met de precessie lijken in deze zodiak niet te bestaan, maar dat is onjuist: zoals we al gezien hebben, zijn de posities van de sterren niet permanent. Alleen is dat binnen één mensenleven niet vast te stellen. Hipparchos bepaalde in zijn tijd (ca 140 vC) de posities van een groot aantal sterren en vergeleek zijn resultaten met die van sterrenkundigen uit de vierde eeuw vC. Daaruit leidde hij af dat de vaste sterren bewogen, en dat er sprake moest zijn van precessie van de aardas.
De astronomische situatie ziet er dan ook nog weer anders uit. Figuur 9 ontleen ik aan de website van astrologe Joyce 't Hoen. Zie ook de uiteenzetting van dr. Koenraad Elst in het Vlaams Astrologisch Tijdschrift van december 2008, te lezen op de website van de Belgische astroloog Koen Vandemoortele.
Figuur 9
Er is hier veel meer over te zeggen, maar voor deze gelegenheid lijkt het me voldoende. Ik hoop in ieder geval dat het verhaal duidelijk heeft gemaakt dat het uit de pas lopen van de Westerse astrologie niet relevant is voor de werkwijze. Overigens gebruikt ook de NASA de tropische zodiak, omdat het handig is om met behulp hiervan de planeten te localiseren. De ephemeriden die astrologen gebruiken zijn gebaseerd op berekeningen van de NASA…
Zoals we hebben gezien (figuur 1), wordt een horoscoop verdeeld in 12 sectoren van exact 30°, de dierenriemtekens. Deze indeling is gebaseerd op de jaarlijkse omloop van de Zon door de zodiak. Daarnaast wordt ook de dagbeweging van de aarde om haar as weergegeven in de horoscoop, en wel in de vorm van 12 huizen. De klassieken werkten met huizen van gelijke grootte, waarbij het begin van huis 1 samenvalt met het begin van het teken dat op de asc staat. In de loop der eeuwen zijn er vele huizensystemen ontwikkeld, waarbij bijna altijd de ascendant het begin vormt van huis 1. De interpretaties bij de verschillende huizensystemen kunnen onderling enigszins tot vrij sterk verschillen.
Dit is terechte kritiek. Het is niet erg dat er verschillende systemen bestaan, maar wil je dat de astrologie serieus wordt genomen, dan moet je onderzoeken welk systeem het best werkt.
Het is mogelijk dat het ene systeem beter is voor bijvoorbeeld de psychologische en het andere weer meer voor de mundane astrologie (die zich bezighoudt met volkeren en gebeurtenissen in de wereld), terwijl een gelijke-huizensysteem waarschijnlijk het meest geschikt is voor hoge noordelijke en zuidelijke breedtegraden. In figuur 10 links zie je een horoscoop voor 78° NB. Zes huizen zijn extreem klein, de andere zes zijn bovenmatig groot. Het is mogelijk dat dit fenomeen een goede horoscoopduiding in de weg staat, en dat je in ieder geval in de omgeving van de polen beter met een systeem van gelijke huizen kunt werken. Over dit soort vraagstukken is al veel gepubliceerd door astrologen, maar een definitief resultaat is er nog niet en wat mij betreft is er dus nader onderzoek nodig.